Debat in de Digitale Hofstad

Stemmen uit de Haagse Wijken

PvdA in de steigers – fase 4 rouwverwerkingsproces

De neergang van de PvdA

Patiënt gered, arts overleden

Ex-informateur Wouter Bos is ervan overtuigd dat Rutte II de geschiedenis ingaat als ‘een van de beste kabinetten die we gehad hebben in Nederland’. Ex-minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem vindt dat er ‘heel veel dingen goed zijn gedaan’ en volgens ex-partijleider Diederik Samsom is de PvdA als een onzelfzuchtige arts: ‘De patiënt, Nederland, ligt er prima bij. Maar de chirurg is dood. Hij heeft zichzelf door de pols gesneden.’

Interviewbundel ‘De neergang van de PvdA’ 

Deze en vele andere PvdA-kopstukken komen aan het woord in de recent verschenen interviewbundel ‘De neergang van de PvdA’ van NOS-journalist Wilco Boom. En dat levert een verrassend inkijkje op in de psyche van de partij. Verslaggever Frank Hendrickx: ‘Van 38 zetels terugvallen naar 9 zetels: het hoeft een politicus niet noodzakelijkerwijs nederig te stemmen.’ De moeder aller nederlagen krijgt zo soms zelfs heroïsche trekjes.

In een nieuwe interviewbundel kijken negentien PvdA’ers terug op de epische verkiezingsnederlaag van hun partij. Wrok en zelfkritiek strijden om voorrang. ‘Elke stap voorwaarts is uitgevent als een totale nederlaag.’

Van 38 zetels terugvallen naar 9 zetels: het hoeft een politicus niet noodzakelijkerwijs nederig te stemmen. In de vandaag verschijnende interviewbundel De neergang van de PvdA van NOS-journalist Wilco Boom krijgt de moeder aller politieke nederlagen soms heroïsche trekjes. De PvdA heeft zich in de ogen van enkele hoofdrolspelers onverschrokken opgeofferd voor het landsbelang. Dan maar de lucht in, anno 2017.

Volgens Wouter Bos gaat Rutte II de geschiedenis in als ‘een van de beste kabinetten die we gehad hebben in Nederland’

Zo is ex-informateur Wouter Bos ervan overtuigd dat Rutte II de geschiedenis ingaat als ‘een van de beste kabinetten die we gehad hebben in Nederland’. Ex-minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem vindt dat er ‘heel veel dingen goed zijn gedaan’ en volgens ex-minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans is het overeind houden van de PvdA van secundair belang. ‘Uiteindelijk is er maar één maatstaf: laat je het land beter achter dan je het hebt aangetroffen.’

Ex-partijleider en hoofdarchitect van Rutte II, Diederik Samsom, zit ook op die lijn. In zijn gesprek met Boom omschrijft hij de PvdA als een onzelfzuchtige arts. Samsom: ‘De patiënt, Nederland, ligt er prima bij, die doet het geweldig. Maar de chirurg is dood, hij heeft zichzelf door de pols gesneden. Als ik dan toch moet kiezen met mijn diepcalvinistische inborst: de operatie moet slagen, de patiënt moet beter worden, dus dan de chirurg maar.’

Dankbaarheid

René Cuperus meent dat Samsom ‘totaal geen gevoel had voor de kwetsbaarheid van de sociaal-democratie’

Blijft de vraag waarom de opgeknapte patiënt geen greintje dankbaarheid toonde. De antwoorden die in het boek worden gegeven, lopen nogal uiteen, maar de negentien geïnterviewde PvdA’ers – van kopstukken tot kritische buitenstaanders – constateren wel dat de ideologische bleekheid (‘waar staan we voor in drie heldere zinnen?’) al eerder is opgetreden. Het bezuinigingskabinet-Rutte II zette een turbo op de neergang.

René Cuperus, ex-medewerker van het wetenschappelijk bureau van PvdA en Volkskrant-columnist, prijst ‘op zich’ de moed van Samsom, maar verwijt de ex-partijleider technocratische ‘ingenieurspolitiek’ en meent dat hij ‘totaal geen gevoel had voor de kwetsbaarheid van de sociaal-democratie’. De loodzware hervormingsagenda van Rutte II bleef overeind; de PvdA kreeg ‘een zenuwinzinking’.

Geen geloof meer

Die laatste diagnose is overigens weer van Samsom, die zijn eigen partij in meerdere varianten hekelt als ‘de grootste tegenstander van wat we aan het doen waren’. ‘Wij als club zijn er vier jaar lang in geslaagd werkelijk elke overwinning, elke stap voorwaarts te beleven én uit te venten als een totale nederlaag.’ En: ‘De club die vlak voor de finish z’n leider van de wagen gooit, geeft één duidelijke boodschap aan de kiezer: wij geloven er niet meer in.’

Ook Frans Timmermans klaagt dat kritische PvdA’ers voordurend deden alsof de partij door de coalitie met de VVD was ‘uitgeleverd aan de baarlijke duivel’. ‘Dan moet je niet verbaasd zijn dat de kiezers bij je weglopen.’

Omgekeerd uiten andere PvdA’ers weer harde kritiek op de losgezongen partijtop. Ex-directeur van het wetenschappelijk bureau Monika Sie Dhian Ho: ‘Samsom, Dijsselbloem en Bos zijn met alle respect carrièrepolitici die niet veel hebben met de partij, met de vereniging die de PvdA is.’

Asscher wil nooit meer zonder een andere linkse partij in ‘een rechts kabinet’ zitten

Oude rekeningen

Zo worden en passant enkele oude rekeningen vereffend in het boek van Boom. Aan Lodewijk Asscher, de nieuwe partijleider die vandaag het eerste exemplaar in ontvangst neemt, de taak om het allemaal goed te maken. Hij toont in het boek zelfkritiek over zijn rol in het kabinet-Rutte II (‘dat het anders had gemoeten is volstrekt evident’) en hij wil nooit meer zonder een andere linkse partij in ‘een rechts kabinet’ zitten.

Een terugkeer naar oude glorie zit er volgens Asscher niet snel in – ‘de tijd van de grote partijen is voorbij’ – maar er blijft volgens hem een rol weggelegd voor de PvdA. ‘Het is mijn taak om de PvdA een nieuwe plek te geven. Wat die plek ook is.’

Betrokkenen over de nederlaag en Rutte II

Kabinetsformatiegesprek met informateurs Kamp en Bos, Rutte en Blok (VVD) en Samsom en Dijsselbloem (PvdA). © Maarten Hartman / Hollandse Hoogte

Ik mag graag zeggen dat dit het kabinet-Bos was. Omdat hij de founding father is van dit regeerakkoord, omdat het regeerakkoord zo’n dwangbuis is geweest voor de bewindslieden, omdat hij zo dicht bij Samsom en Dijsselbloem staat en omdat ook Asscher zich blijft oriënteren op Bos.

Monika Sie Dhian Ho, ex-directeur van het wetenschappelijk bureau, over informateur Bos

Op de ledenraad na de Kamerverkiezingen concludeerden jullie, journalisten, zogenaamd grootmoedig maar gniffelend dat het zo goed was dat de PvdA die bijeenkomst hield. Neeeeee! Het was One Flew Over the Cuckoo’s Nest wat daar gebeurde.

Diederik Samsom over de PvdA-ledenraad na de verkiezingsnederlaag

Zijn hoge denk- en werktempo, zijn drive, maken het voor Samsom heel lastig mensen mee te nemen, om met zijn rug tegen een stoel te gaan zitten en gewoon eens te luisteren naar anderen.

Angelien Eijsink, ex-PvdA-Kamerlid

Het coördinatieoverleg van de vier heren was gericht op alles wegduwen wat vraagtekens zette bij wat er gebeurde.

Agnes Jongerius, PvdA-europarlementariër over het vierkoppige leiderschap van Samsom, Dijsselbloem, Asscher en Spekman.

We hebben afspraken gemaakt die voor linkse kiezers buitengewoon moeilijk te verteren waren. En ook dingen gedaan die we achteraf misschien niet hadden moeten doen.

Lodewijk Asscher over het regeerakkoord van Rutte II.

Terugblikken en ‘hergroeperen’

Zo gaan de ministers van Rutte II de geschiedenis in
Het langstzittende naoorlogse kabinet stevent op het einde af. Rutte II ging stoïcijns de crisis te lijf, maar wist zichzelf niet geliefd te maken. Hoe gaan de ministers de politieke geschiedenis in? (+)

‘Achteraf gezien had ik keihard op tafel moeten slaan’
In oktober zwaaide Hans Spekman af als voorzitter van de PvdA. Hoe heeft zijn partij het vertrouwen van zo veel kiezers kunnen verspelen? (+)

Hoopvol gestemd PvdA met meer linksere accenten
In een woonwinkelcentrum te Nieuwegein was de PvdA in oktober bijeen om zichzelf te ‘hergroeperen’. ‘Politiek gaat niet over statistieken maar over mensen en geluk.’ De partij hoopt dat de ‘linkse lente’ is begonnen.

Deze politieke memoires zijn wél de moeite waard

Deze politieke memoires zijn de moeite waard

Politieke memoires: Nederland heeft er geen rijke traditie in. De oud-premiers Drees en Den Uyl? Géén memoires. Wim Kok bleef stil na acht jaar premierschap, evenals Jan Peter Balkenende. Recordpremier Ruud Lubbers zegt dat hij al zijn herinneringen twintig jaar geleden als eens heeft opgeschreven maar niet overging tot publicatie. Ergens ligt dus nog een goudmijn te wachten. Deze zijn de moeite waard volgens politieke commentator Raoul du Pré.

Neergang PvdA

De ontwikkeling van de Partij van de Arbeid is tekenend voor de politieke ontwikkeling van Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Vanuit een historisch perspectief blijkt dat de neergang van de Partij van de Arbeid al begon rondom 1966.

De eerste tien jaar na de Tweede Wereldoorlog was het land sterk gericht op herstel. Het land was inwaarts gericht en er was vooralsnog weinig aanleiding tot globalisering van het bedrijfsleven. Door de geleide loonpolitiek hadden veel Nederlandse gezinnen in de jaren veertig en vijftig weinig geld te besteden.

De nadruk lag op zuinig doen met het gezinsloon. In de jaren zestig veranderde dit beeld. Door het loslaten van loonmatiging stegen de inkomens fors en ging men meer consumeren.

Tussen 1955 en 1965 stegen de consumptieve uitgaven van de Nederlandse huishoudens met 42 procent. Een minder groot deel van de uitgaven werd besteed aan de eerste levensbehoeften, zoals voedsel en huisvesting en steeds meer aan kleding, comfort en inrichting van het huis. In de jaren vijftig ging 43 procent van de Nederlanders niet op vakantie, daarna werd vakantie naar het buitenland vrij algemeen.

Verzorgingsstaat

De economie groeide zo hard dat capaciteitstekort optrad. Begin jaren zestig werden de eerste laaggeschoolde en goedkope ‘gastarbeiders’ uitgenodigd om de economie verder uit te bouwen. Aanvankelijk kwamen ze uit Europese landen als Italie, Portugal, Griekenland en Spanje.

Later uit niet-Europese landen als Marokko en Turkije. Nederland werd steeds meer outward looking’: minder nationalistisch, meer kosmopolitisch, meer globalisering.

Deze trend  kreeg logischerwijze ook een politieke vertaling. Indicatief hiervoor is hoe het de PvdA is vergaan. De tweede helft van de jaren zestig was in politiek opzicht een roerige tijd. Nieuwe politieke partijen werden opgericht, in de gevestigde partijen heerste onrust.

D66, opgericht en geleid door Hans van Mierlo, kwam voor het eerst in de Kamer met zeven zetels. Progressieve KVP-ers en ARP-ers richtten een eigen partij op: de Politieke Partij Radikalen (PPR).

Door de verzorgingsstaat konden sociale problemen en dreigende armoede worden opgevangen. Iedereen in Nederland kreeg recht op financiële bijstand in geval van nood. In de jaren zestig van de vorige eeuw raakte de verzorgingsstaat goeddeels gereed. De gedachte was dat het werk vrijwel af was. Het imago van de arbeidersklasse als zielige underdog was verdwenen.

De arbeiders hadden zich verheven, vooral ook in de dienstensector. Er ontstond een bloeiende middenklasse van ondernemers. En met hen had ook het partijkader van de Partij van de Arbeid zich verheven, gestudeerd en mogelijk zelfs een leerstoel aan de universiteit verworven. De PvdA ontwikkelde zich tot een elite, een regentenklasse, maar wilde dit zelf niet weten.

Eén voorbeeld is algemeen bekend: PvdA-coryfee Arie van der Zwan, wiens vader visboer was. Arie was opgeklommen tot hoogleraar commerciële economie en bedrijfsstatistiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De PvdA ontwikkelde een zeker dedain in het partijkader en afkeer van de patatetende en sportkleding dragende voormalige arbeidersklasse, ook wel ‘klootjesvolk’ genoemd.

De lotsverbetering van het proletariaat was voltooid.

Die verbetering vond mede plaats dankzij de economische groei. Het Kapitalisme en de Globalisering floreerde vooral in de tweede helft jaren tachtig en jaren negentig. De socialisten gingen op zoek naar een andere achtergestelde doelgroep danwel onderdrukte klasse. PvdA-leden vonden nieuwe onderdrukten in ontwikkelingslanden, landen die volgens hen onderontwikkeld waren gebleven door het kolonialisme. De marxistische filosofie gaf de nodige theoretische onderbouwing aan dergelijk gedachtegoed.

Nieuw Links

De CPN was binnen het Nederlandse politieke bestel een vaste waarde. Zoals PvdA-prominent en oud-communist dr. Paul Scheffer. Onder de naam Nieuw Links smeedde een groepje PvdA’ers binnen de partij een vernieuwingsbeweging die van 1966 tot 1971 opgeld deed. Initiatiefnemers waren de journalist Han Lammers en de econoom Hans van den Doel. In september 1966 werd het manifest 10 over Rood (meer en meer en nog veel meer) gepubliceerd. De tekst werd geschreven door Hans van den Doel, Arie van der HekReinier Krooshof, Han Lammers, André van der LouwTom PaukaRob de Rooi en Arie van der Zwan.

Een belangrijk programmapunt was de ‘onvoorwaardelijke erkenning van de DDR’. Toen dat ideaal in duigen viel kwam de onvoorwaardelijke steun aan Europese integratie daarvoor in de plaats. De nationale grenzen konden volgens Nieuw Links worden opgeheven, Europese grenzen zouden daarvoor in de plaats komen.

Een ander programmapunt was: ‘De PvdA neemt niet deel aan een regering, tenzij vaststaat dat de ontwikkelingshulp twee procent van het nationale inkomen bedraagt.’ Er moest geld naar de arme mensen daar, vooral ook omdat wij medeschuldig zijn aan hun achterstelling vanwege ons koloniale verleden. De hongerende kindertjes in Biafra verschenen dan ook veelvuldig op de beeldbuis.

Globalisering

Globalisering werd stevig omarmd. De PvdA kwam steeds verder af te staan van de eigen achterban en keerde zich hier in feite tegen, ook wel ‘het verraad van de arbeidersklasse’ genoemd. In feite werd in 1966 met Nieuw Links de kiem gelegd voor de afstraffing die de partij in 2017 zou ondergaan.

Nieuw Links sloeg aan: de optiek van de PvdA verschoof van ‘benauwde en kortzichtige’ binnenlandse belangen naar belangen van onze medemens in het buitenland: “Wij hebben het immers hier zo goed en zij zo slecht”, was het motto. Voortaan was de rode kleur van de PvdA gekoppeld aan de ontwikkelingsproblematiek, de onvoorwaardelijke steun aan de armen aldaar en steun voor de Europese integratie.

Ontwikkelingslanden

Opvallend is dat veel prominente (ex)-PvdA’ers zich tegen de nieuwe ideologie keerden. Willem Drees, premier van vier kabinetten, was de eerste. Hij zag tot zijn afgrijzen dat de PvdA een volgens hem volslagen verkeerde richting insloeg. Hij brak met de partij en stierf miskend.

Er volgde een lange rij politici die eveneens miskend werden, zoals de verguisde en ‘door de kogel die van links kwam’ vermoordde Pim Fortuyn en Jan Nagel. PvdA-icoon Joop den Uyl was een uitgesproken nationalist en kon in feite niets met Nieuw Links. Hij werd gedoogd op basis van zijn statuur.

De nieuwe lijn van links was gericht op ontwikkelingslanden en Europa. De signatuur was kosmopolitisch, weg van nationalisme (hetgeen soms zelfs op één lijn werd gesteld met fascisme). Deze internationale oriëntatie viel samen met de (neo)liberale lijn van rechts om ruim baan te verlenen aan multinationals.

Bedrijven als bijvoorbeeld Shell, Unilever, Philips, Akzo, Ahold, DSM, Heineken en diverse grootbanken profiteerden volop hiervan. Het in dit opzicht samenvallen van liberalen en socialisten leidde tot het faciliteren van internationale bedrijfsleven door fiscalisten (belastingontwijking via taxhavens), accountants, advocaten, consultants, wetenschap en de ondersteunende bureaucratie in den brede.

Rechts met de veren van links

Wat ooit elite was en rechts, ging zich met de veren van links tooien. Dit ging, en gaat, met de nodige arrogantie gepaard.  De term ‘onderbuikgevoelens’ is een geliefkoosde uitdrukking, dit afgewisseld met ‘racist’ of zelfs ‘fascist’ voor de wat steviger gevallen. De vroeger gangbare politieke termen ‘rechts’ en ‘links’ hadden hun inhoud verloren, in feite waren de termen van plaats gewisseld.

Degenen die achterbleven waren de laagopgeleiden en middenklassers, wier inkomens relatief steeds verder achterbleven. De stagnatie van lagere inkomensgroepen deed zich voor terwijl de reële inkomens van de top 1 procent hoogste inkomens in de wereld met 60 procent zijn gestegen sinds het midden van de jaren ’70.

In die tijd kwam ook de kreet ‘links lullen, rechts vullen’ in zwang, naar aanleiding van de lange rij mensen die zich ‘links’ noemden maar zichzelf ‘rechts’ wisten te verrijken. Voor de extremere inkomens had oud-premier Wim Kok het over “exhibitionistische zelfverrijking”, terwijl deze oud vakbondsman, PvdAer en socialistisch spreker later zelf maar al te graag lid werd van Raad van Commissarisen bij multinationals.

Meedoen in onzekerheid

De kabinetten Kok I (1994-1998) en Kok II (1998-2002), beiden gevormd door PvdA, VVD en D66 werden ‘paars’ genoemd, een bijzonderheid omdat voor het eerst sinds 1918 geen confessionele partijen zitting in een kabinet hadden. De omhelzing  van de sociaal democraten met de liberalen was als die van een wurgslang. Dit met welgemeende deelneming van de liberalen.

De globalisering van bedrijven heeft veel meer geholpen hun winsten te verbeteren dan het de lonen deed toenemen. Geen wonder dat Nederlanders niet meer geloven dat de ‘gewone man’ een eerlijk aandeel in de welvaart krijgt.

Dat de reële lonen voor de werkende en middenklasse gedurende vele decennia stagneren wordt ondermeer bevestigd in de inaugurele rede getiteld Meedoen in onzekerheid (juni 2016) van het hoofd van de onderzoekssector Arbeid en Participatie van het Sociaal Cultureel Planbureau, prof. dr. J.C. Vrooman.

De publieke ontevredenheid hing, en hangt, vooral samen met het stagneren van lonen. Een schrale troost voor de PvdA is dat een vergelijkbaar patroon zich voordoet in andere westerse landen, uiteraard ieder met een eigen accent. Zo beschouwde de Franse econoom Thomas Piketty het thema economische ongelijkheid vanuit een historisch en statistisch oogpunt. Hij kreeg internationale bekendheid na de publicatie van Le Capital au XXIe siècle in 2013 .

Populistische revolte

Zolang de levensstandaard verbetert, zoals tot aan 2008, kunnen werknemers leven met een toename van de inkomensongelijkheid. Dit impliceert dat als de stagnatie van de lonen voortduurt de populistische revolte zal aanhouden. De problematiek betreft met name een verdelingsvraagstuk. Trump is gekozen om dat probleem op te lossen: The forgotten people will be forgotten no longer.

Interessant in dit verband is de stellingname van ex-communist Paul Scheffer. Hij verwijt Nederlanders in zijn boek De vrijheid van de grens (2016) dat ze ‘nationalistisch, behoudzuchtig, hoogmoedig, populistisch en geborneerd’ zijn. Hij adviseert zijn medeburgers een “waarachtig kosmopolitische levenshouding aan te nemen” en dat we “enthousiast dienen te zijn over open grenzen”.

Gelet op het mondiaal opkomend populisme lijken steeds minder burgers te voelen voor kosmopolitisme. Ze bewegen zich juist in tegenovergestelde richting. Daar waar de nationale staat wordt uitgehold neemt vertrouwen in solidariteit af en neemt de hunkering naar lokale verbondenheid toe. De overheid wil een participatiemaatschappij, maar wordt door de ontwikkelingen ingehaald. De overheid mag blij zijn als zij mág participeren in burgerinitiatieven en burgercoöperaties.

Nationalisme

Steden en lokale politieke partijen worden belangrijker binnen het politieke spectrum. Het is de trend dat mensen nauwer betrokken willen zijn bij wat er gebeurt in hun leefomgeving. De macht, de inspraak en het denken gaat terug naar de basis, als reactie op het afstandelijker geraken van het bestuur. Nederland is een koploper qua internationale oriëntatie, terwijl de burger betrokken en geïnspireerd is, nu meer zijn eigen wereld creërend om heer en meester te zijn over het dagelijkse leven, na een periode van sterke globalisering: kosmopolitisch qua wereldoriëntatie en een sterkere nadruk op nationale en locale belangen bestaan thans naast elkaar.

De stellingname van Scheffer is indicatief hoe ver de PvdA verwijderd is van wat er in de maatschappij leeft. Maar niet alleen dat, men zit contrair aan de richting waarin deze beweegt en de partij schijnt het zich niet te realiseren. Geen wonder dat PvdA’er Rob Oudkerk adviseert de PvdA dan maar op te heffen.

Toekomst van Nederland en Europa

Hoe gaan we de toekomst tegemoet voor Nederland en Europa? Er lijkt helaas weinig reden voor overmatige vrolijkheid. Aan de economie zal het niet liggen. We werken hard en het consumentenvertrouwen is goed.

Met het vertrouwen in de sociaal-culturele ontwikkeling is het veel minder goed gesteld. Globalisering is dé drijvende kracht achter economie en maatschappelijke ontwikkelingen.

Merkwaardigerwijs blijft het onbenoemd tijdens iedere verkiezingscampagne. We hebben gezien dat de ontwikkeling van globalisering een sterke invloed heeft gehad op het financieel-economische profiel van landen. Dat heeft z’n politieke vertaling gekregen, maar veel minder zichtbaar.

We gaan een periode van deglobalisering tegemoet en de verwachting is dat dit wederom diepe sporen zal nalaten. Dat betekent dat we weer richting nationalisme gaan. CDA’er Sybrant Buma wenst het volkslied staande te laten zingen in klaslokalen. Premier en opperzwabberaar Mark Rutte roept op ‘normaal te doen’ en allen die dat niet doen kunnen ‘oppleuren’.

Te voorzien is dat niet alleen muren gebouwd zullen worden tussen de VS en Mexico en muren om huizen in de gegoede buurten in de grote steden van Zuid-Amerika, maar ook in Europa. Dat schrikbeeld moet helaas niet uitgesloten worden. Met alle varianten, erger en minder erg, van dien.

Een start werd reeds gemaakte middels de populaire Gated Communities in de verschillende steden. Het tegenovergestelde dus van een Woonwagenkamp of de inmiddels welbekende ASO containers en de ASO-wijken.

Terugblik

Makkers, ten laatste male?

Herman Tjeenk Willink vraagt zich af hoe de PvdA van een gedepolitiseerde bestuurderspartij weer een politieke partij kan worden die zich niet bij het bestaande maatschappelijke bestel neerlegt: > lees verder

Hoe wordt de PvdA van een gedepolitiseerde bestuurderspartij waarvan de vertegenwoordigers hun positie aan het bestaande politieke bestel ontlenen, weer een politieke partij die zich niet bij het bestaande maatschappelijke bestel neerlegt?

Meer dan 40 jaar ben ik lid van de PvdA; nooit stemde ik iets anders, al scheelde dat soms buitengewoon weinig en steeds minder.1 Dat heeft niets te maken met de wijze waarop het laatste kabinet van VVD en PvdA heeft geopereerd. Het kabinet heeft in moeilijke omstandigheden heel behoorlijk en fatsoenlijk bestuurd en stabiliteit gebracht. Mijn onvrede betreft de volstrekt onhelder geworden eigen visie van de PvdA op de maatschappij waarin we leven en de rol van de overheid daarin.

Bij mijn aarzeling spelen verschillende soorten vragen. Wat houdt een eigen visie nog in als in de praktijk de Partij van de Arbeid het verschaffen van werk overlaat aan de markt, die markt uiterst onzeker is en groepen uitsluit? Bevordering van voldoende werkgelegenheid was toch, ingevolge de Grondwet, ‘een voorwerp van zorg der overheid’ (artikel 19-1 Grondwet). Maar wat moet in de toekomst onder arbeid worden verstaan, gelet ook op de fundamentele veranderingen als gevolg van digitalisering en automatisering? Wat betekenen die veranderingen voor dat andere element dat de sociaal-democratie traditioneel dierbaar was: persoonlijke ontplooiing en verheffing?

En wat is het antwoord op de behoefte aan basiszekerheid (meer dan geld) in een wereld waarin de grenzen voor kapitaal en arbeid vervagen? Zou door die grensvervaging geen extra nadruk moeten liggen op de internationale oriëntatie die ook een kenmerk van het socialisme was? Maar waarom is dan de PvdA-visie op Europa zo bleek, juist nu de traditionele ‘trans-Atlantische route’ nauwelijks meer perspectief biedt, de rest van de wereld niet meer op de VS zit te wachten en bondgenoot Groot-Brittannië een eigen koers probeert te varen?

Of weet ook de PvdA niet wat ze met Europa aan moet omdat ze niet weet wat ze met Nederland aan moet? En wat heeft, ten slotte, de partij de afgelopen decennia gedaan aan het onderhoud en de versterking van de democratische rechtsorde en de instituties die die orde schra- gen? Toch is de democratische rechtsorde ook, en misschien wel in de eerste plaats bedoeld voor diegenen die geen financiële of andere machtsmiddelen hebben. Waarom voelen juist zij zich vaak niet meer vertegenwoordigd? Waarom krijgen juist zij vaak moeilijk toegang tot ‘het recht’? Allemaal vragen die de Partij van de Arbeid zich als eerste zou moeten stellen.

Zoals bekend is de grens vaag tussen het ‘zondig ras der reformisten’ (den Uyl) dat met kleine stapjes, zonder revolutie, fundamentele wijzigingen in de bestaande maatschappelijke verhoudingen wil aanbrengen en diegenen die de scherpste kantjes van de bestaande verhoudingen willen afvijlen zonder uit te zijn op een drastische wijziging van het bestel. Maar is de PvdA die vage grens al niet lang gepasseerd?

De structurele neergang van de partij begon immers al in de jaren tachtig, de periode van depolitisering waarin de overheid in financiële problemen verkeerde, politiek vooral meebesturen werd en het bestuur in de ban van het new public management raakte. De neergang – met zo nu en dan een incidentele opleving – zette door toen de sociaal-democratische Derde Weg bleek dood te lopen. Bedoeling van die derde weg was, in de woorden van Anthony Giddens, om ‘(neo-)liberale ideeën te gebruiken om socialistische doelstellingen te bereiken’. Het resultaat was het tegenovergestelde. De PvdA veinsde het ook na 2002 niet te zien en bleek niet bij machte de koers te verleggen.

Maar hoe houdbaar is een maatschappelij- ke bestel als zich volgens het SCP bij 28% van de Nederlandse bevolking problemen opstapelen op het terrein van arbeid, inkomen, opleiding en dergelijke en dat aantal groeiende is? En als het aantal mensen met psychische stoornissen en het aantal jongeren in de problemen stijgt? Zijn dat tijdelijke verschijnselen? Is het individueel onvermogen, eigen schuld? Of heeft Paul Verhaeghe gelijk wanneer hij, in zijn in 2012 verschenen boek Identiteit schrijft: ‘de dwang tot (economisch) succes en (individueel) geluk blijkt een keerzijde te hebben: het leidt tot verlies van zelfbesef, tot desoriëntatie en vertwijfeling’? Ik denk het wel.

De rol van de overheid

De vraag naar de eigen politieke visie van de PvdA is een dubbele: een visie op waar het met de maatschappij heen moet en een visie op de rol van de overheid. Voor het eerste bevat het Van Waarde-project van de WBS de nodige aanzetten. Ik beperk me hier tot het tweede, al was het maar omdat de democratische rechtsstaat zo centraal stond in mijn werk als regeringscommissaris als voorzitter van de Eerste Kamer en als vicepresident van de Raad van State.

Om hun doeleinden te verwezenlijken heb- ben sociaal-democraten altijd veel belang gehecht aan de overheid. In een notitie uit 1978 voor de WBS-werkgroep Partij Politieke Processen staat het zo: ‘In een discussie over ‘het Staatsbeeld van de Sociaal Democratie’ moeten tenminste drie aspecten worden onderscheiden:

  • de staat als instrument in het streven naar een socialistische samenleving (hetgeen een visie op die samenleving impliceert);
  • de staat als deel van de bestaande machts- verhoudingen (hetgeen inzicht in de poli- tieke, bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen vereist);
  • de staat als kader voor democratische machtsuitoefening (hetgeen kennis van de waarden – ruimte en grenzen – van een democratische rechtsorde veronderstelt).’

Het derde aspect is een brug tussen de eerste twee aspecten. Socialisten raakten als sociaal-democraten overtuigd van de smalle marges van de democratische politiek, maar ook van de noodzaak én de mogelijkheid die smalle marges te benutten. Waar de overheid zo be- langrijk is voor het stap voor stap realiseren van de sociaal-democratische doelstellingen, burgers in een zwakke positie ook zo van die overheid afhankelijk zijn, zou het dus voor de hand liggen dat de PvdA:

  • zorgvuldig omspringt met de democratische rechtsstaat en zijn instituties;
  • behalve van de kracht ook doordrongen is van de kwetsbaarheid van democratie en rechtsorde;
  • weet hoe de overheid functioneert en de ‘eigen rationaliteit’ van politiek, bestuur en bureaucratie onderkent;
  • de structurele problemen doorziet waarmee de overheid worstelt (denk bijvoorbeeld aan de vele bestuurlijke ontsporingen) en waarvan in de praktijk burgers in een zwakke positie en de professionele uitvoerders van het beleid de eerste slachtof- fers zijn;
  • beseft dat de overheid mede door eigen toedoen van positie is veranderd en dat dit ook direct het burgerschap als publiek ambt raakt.

De belangstelling voor deze vijf punten is binnen de PvdA echter bepaald gering. Maar als de eigen visie vaag is, de betekenis van de democratische rechtsorde wordt ondergewaardeerd, de structurele problemen in het functi- oneren van overheid (en markt) niet worden doorzien en burgers toch vooral als cliënten, klanten of kiezers worden benaderd, kom je als sociaal-democratische partij die fundamentele veranderingen zegt na te streven niet ver. Tegen die achtergrond noem ik in dit verband een paar punten die van belang zijn voor de positiebepaling van de PvdA in de oppositie.

Wat is politiek?

Als politiek wezenlijk iets anders is en in ieder geval méér dan meebesturen, is het zeker voor een oppositiepartij essentieel te definiëren wat de eigen politieke functie inhoudt: het steeds opnieuw bepalen wat het algemeen belang ver- eist. Daarvoor is allereerst nodig een visie op de rol van de overheid. Met bijvoorbeeld een antwoord op de vraag hoe de PvdA invulling wil geven aan de sociale grondrechten. Kennen ook volksvertegenwoordigers nog hun betekenis? De sociale grondrechten bevatten, met de klassieke grondrechten, de kernverantwoordelijkheden van de overheid.

Daarnaast is open parlementair debat nodig, met inhoudelijke argumenten en tegenargumenten, over grote maatschappelijke vraagstukken. Dat legitimeert beslissingen meer en beter dan incidenteel een referendum. Tenslotte is de politieke functie alleen goed uit te oefenen met kennis van de eisen die een democratie stelt, van de grenzen die het recht trekt, van het functioneren van de overheid in de praktijk en van de wijze waarop economische en maatschappelijke krachten op dat functioneren inwerken.

Wanneer in elk parlementair onderzoek naar bestuurlijke ontsporingen de Tweede Kamer zichzelf tegen komt, aan die ontsporing steeds zelf blijkt te hebben bijgedragen, dan is het van belang, zeker als oppositiepartij, opnieuw te definiëren wat de functies van de volksvertegenwoordiging zijn. Het is merkwaardig te constateren dat de Kamer zo nu en dan wel over het eigen functioneren praat (commis- sies Dolman, Deetman, Verbeet), maar nooit een discussie over de eigen functies voert. Wat heeft de PvdA-fractie geleerd van bijvoorbeeld de uitkomsten van het parlementaire onderzoek onderwijsvernieuwingen uit 2008 (commissie-Dijsselbloem)?

Waarom heeft de PvdA nooit gepleit voor een secundaire analyse op de uitkomsten van de verschillende parlementaire enquêtes en onderzoeken? In de gesignaleerde problemen zit immers een gemeenschappelijk patroon.

Bij de functies en het functioneren van het parlement wordt de controle op de uitvoering en de effecten van het beleid voor de burgers stelselmatig verwaarloosd; ondergeschikt gemaakt aan de vorming van nieuw beleid, nieuwe regels, nieuwe controlemechanismen. Maar waar tevoren niet alles te voorzien en te plannen valt, waar de samenleving veelkleurig is en niet in protocollen of modellen te vangen, hangt de geloofwaardigheid van de overheid vooral af van de kwaliteit van de uitvoering.

Vanaf 1985, toen ik regeringscommissaris voor de reorganisatie van de rijksdienst was, tot op de dag van vandaag (zie mijn bijlage bij het eindverslag van de informateur), heb ik ‘Den Haag’ proberen te overtuigen van de noodzaak structureel meer aandacht te besteden aan de uitvoerbaarheid van het beleid, de ruimte voor de professionele uitvoerders en de effecten van het beleid voor individuele burgers. De respons was en is mager, zo niet afwezig , ook nu nog; ook van de zijde van de PvdA-fractie.

Dat is het gevolg van de ontwikkelingen in de politiek-bestuurlijke praktijk sinds de jaren tachtig. De uitvoering van het beleid werd op afstand van de departementen gezet, verzelfstandigd of geprivatiseerd. Op de departementen werd via de kaasschaaf bezuinigd. Door beide ontwikkelingen liep de inhoudelijke- en uitvoeringsdeskundigheid op die departementen dramatisch terug, ook op departementen onder leiding van PvdA-ministers.2 Het aantal managers nam toe. Ministers omringden zich met adviseurs en voorlichters met de taak hen zoveel mogelijk uit de wind te houden.

Alle – vaak ambtelijk geïnitieerde – veranderingen in organisatie en functioneren van de centrale overheid waren vooral intern gericht. Kostenbeheersing en bedrijfsmatig werken waren de voornaamste drijfveren. Vele consultants verleenden daaraan hun hartelijke medewerking, met Hay Consultants voor de marktconforme beloning. De politiek oefende op die reorganisaties nauwelijks controle uit.

De resultaten waren ronduit pover. De mantra in de afgelopen dertig jaar – een periode waarin de PvdA twintig jaar regeringsverantwoordelijkheid droeg – van een kleinere overheid die goedkoper en kwalitatief beter zou zijn, meer ‘klantgericht’ zou werken en ‘maatwerk’ zou leveren, resulteerde per saldo in een aanzienlijke groei van het aantal regels, formulieren en controleurs waarmee professionele uit- voerders te maken krijgen en waarvan juist burgers in de zwakste positie als eerste het slachtoffer worden. Dat wordt – terecht – vooral ook de PvdA zwaar aangerekend.

Tegen deze achtergrond zou de PvdA strijd moeten leveren. Het gaat immers om het door- breken van bestaande machtsverhoudingen binnen de publieke dienst.

Die strijd gaat ten minste over de volgende punten;

  • Vergroting van de ruimte voor de professionals op de werkvloer. Alleen zo kan daadwerke- lijk maatwerk worden geleverd en is een ketenaanpak van complexe problemen mogelijk. Voor die ruimte moet zowel de regelzucht, ook van semipublieke en private instellingen, worden teruggedrongen als de professionaliteit op de werkvloer worden vergroot. Tot die professionaliteit behoren: vakdeskundigheid, beroepsethiek, gerichtheid op de individuele burger (patiënt, leerling) en publieke verantwoording. De PvdA als oppositiepartij zou ten behoeve van haar inbreng in de Tweede Kamer daadwerkelijke belangstelling moeten hebben voor de kennis en praktijkervaring van de professionals op de werkvloer, moeten nagaan waardoor hun ruimte steeds meer is beperkt en voorstellen moeten doen om de oorzaken van die beperkingen weg te nemen.
  • Deze vergroting van de ruimte voor professionals vergt drastische inperking van de tussenlaag tussen de professionals op de werkvloer en de minister die voor het beleid uiteindelijk politiek verantwoordelijk is. Een tussenlaag die nog altijd groeit. Daarvoor is allereerst inzicht nodig in de kosten van die tussenlaag. Het is wonderlijk dat niemand deze schijnt te kennen noch ernaar vraagt, ook de PvdA niet. Daardoor blijft verborgen dat de verhouding tussen de werkvloer en de indirecte tussenlaag volstrekt scheef is, evenals de beloningen respectievelijk op de werkvloer en in die tussenlaag.
  • De inperking van die tussenlaag vergt vergroting van de eigen deskundigheid binnen de publieke dienst, te beginnen op de departementen. Waarom wel de schoonmakers weer in overheidsdienst en niet de vakjurist, de ingenieur, de onderwijsdeskundige en anderen? Een goed functionerende democratische rechtsstaat heeft een bureaucratie die inhoudelijk deskundig is, kritisch en loyaal. Die deskundigheid is teruggelopen. Het zou goed zijn als, bij wijze van voorbeeld, bij enkele departementale directies eens een onderzoekje zou worden gedaan naar de achtergrond (opleiding / ervaring) van medewerkers dertig jaar geleden en nu. Kritische tegenspraak wordt al gauw als partijpolitieke tegenstand gezien. Loyaliteit wordt soms verengd tot: ‘de minister uit de wind’ houden. Ook de PvdA heeft deze sluipende aantasting van de bureaucratie laten gebeuren. Die sloop moet worden gestopt.
  • Deskundigheid in de publieke dienst houdt ook in: helder zicht op het begrip burgerschap als publiek ambt. Voorwaarde voor het individueel staatsburgerschap is erkenning door de overheid, want ‘geen staat zonder burgers, geen burgers zonder staat’. Die erkenning is onmogelijk als de overheid en dus de politieke partijen burgers vooral als patiënten, klanten of kiezers beschouwt of beschouwen. Zicht op het burgerschap betekent: politieke erkenning van de maatschappelijke pluriformiteit en kansen bieden aan burgerinitiatieven. Het houdt in het besef dat elk protocol, elk model, elk formulier een versimpeling van de pluriforme werkelijkheid betekent. Altijd dreigt het gevaar dat het uitgangspunt dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden, verkeert in zijn spiegelbeeld: gelijke behandeling vereist gelijke gevallen. In de praktijk is de publieke ruimte, de ruimte voor burgerinitiatieven, dan ook niet groter maar kleiner geworden. Bovendien vraagt dit zicht op burgerschap als publiek ambt het verwijderen van belemmeringen die aan die burgerinitiatieven in de weg staan, en het actief steun verlenen aan initiatieven voor de oplossing van gemeenschappelijke problemen, empowerment.

Bescherming door en van de rechter

Ten slotte moet het de PvdA gaan om de verdediging van de rechtsstaat waarvoor niet alleen de rechter maar juist ook wetgever en bestuur verantwoordelijkheid dragen. Een burger-samenleving kan immers alleen tot ontwikkeling komen als de rechtsstaat is gegarandeerd. Burgers moeten worden beschermd tegenover de staat, tegenover de markt en tegenover andere burgers.

Anders geldt het recht van de sterkste. Die bescherming moet uiteindelijk de rechter bieden zeker als politiek en bestuur het laten afweten. Als politici hun eigen functie ondergeschikt maken aan de eisen van het bestuur en in het bestuur de nadruk ligt op financieel beheer en daadkracht, neemt de betekenis van het tegenwicht van de rechter – de onafhankelijke derde macht – toe. Vandaar dat de druk op de rechter groeit.

Door reorganisaties en bestuurlijke maatregelen is de laatste decennia geprobeerd die druk te beperken. Geen van die reorganisaties was echter gebaseerd op een visie op de in- houd van rechterlijke functie noch op de ver- anderde rol van het recht in de samenleving. Toch hebben beide Kamers steeds aan die reorganisaties meegewerkt.

De verbestuurlijking nam toe. De Raad voor de rechtspraak speelde daarin een belangrijke rol. De door de Raad geïnitieerde – en door de Kamers goed- gekeurde – schaalvergroting droeg aan die verbestuurlijking belangrijk bij. De toegang tot de rechter werd daardoor beperkt. Eenvoud en nabijheid zijn – vaak meer nog dan financiële draagkracht – essentiële voorwaar- den voor toegang tot de rechter.

Is het niet vreemd dat, met de nodige moeite en veel energie, hier en daar met ‘vrederechters’ wordt geëxperimenteerd en dat in het regeerakkoord ‘buurtrechters’ worden aangekondigd, terwijl Nederland, nog in een nabij verleden, beschikte over een goed werkend en fijnmazig systeem van kantonrechters?

Het zou de PvdA-fractie daarom sieren als zij zich weer wat meer zou verdiepen in de betekenis van het recht en de eigen functie van de rechter. Misschien zou dan ook duidelijk worden dat door het gebrek aan juridische en constitutionele kennis bij politici, bestuurders, ambtenaren en journalisten en door het nog steeds ontbreken van een Constitutioneel Hof – in tegenstelling tot de meeste landen in continentaal Europa – niet alleen de democratie maar ook de Nederlandse rechtsstaat kwetsbaarder is dan nodig.

  • Dit is een bewerking van een inleiding voor de Tweede Kamerfractie van de PvdA, eind augustus 2017.
  • Illustratief in dit verband is de verklaring die Dijksma onlangs na haar aftreden als staatssecretaris gaf, dat gebrek aan deskundigheid op haar vroegere ministerie voor fouten zorgde in het Lelystad Airport-dossier.

Terug naar de middenklasse

De steun van de middenklasse is voor de PvdA noodzakelijk om weer een betekenisvolle factor te worden in het parlement, meent Wimar Bolhuis.

‘De afgelopen decennia was de middenklasse altijd prominent aanwezig in de electorale achterban. Dat was zeer belangrijk omdat het aantal traditionele arbeidersbanen steeds verder afnam. In maart 2017 bleek dat de steun voor de PvdA echter onder alle bevolkingsgroepen afgebrokkeld was behalve onder ouderen. 

Erkenning dat de electorale steun van de middenklasse essentieel is om in het politieke landschap weer een verschil te kunnen maken, is de enige kansrijke basis voor politieke wederopbouw van de PvdA.’ > Lees verder

VIJF JAAR VAN WAARDE Wiarda 01.02.2018

TUSSEN VREES EN HOOP Wiarda 01.02.2018

Meer voor De neergang van de PvdA

Vorige 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Volgende

zie dan ook: PvdA in de steigers – fase 3 rouwverwerkingsproces

zie ook: PvdA in de steigers – fase 2 rouwverwerkingsproces

zie ook: PvdA in de steigers – fase 1 rouwverwerkingsproces

Rapport: Op-de-toekomst-Paul-Depla

zie ook: Fusie PvdA, GroenLinks, SP ??

zie ook: Populisme versus de opkomst van onvrede en onrust

zie ook: Tot ziens wethouder Rabin Baldewsingh PvdA !!!

zie ook: PvdA – aftrap Haagse gemeenteraadsverkiezingen 21.03.2018

zie ook: PvdA 70 jaar partijvernieuwing – Over wat van Waarde is – en meer

zie ook: PvdA over de Rooie vanwege het Schaliegas – deel 4

zie ook: PvdA versus Code Rood

zie ook: De PVDA is te onzichtbaar geworden

zie verder ook: PvdA partijvernieuwing – Over wat van Waarde is – deel 5

zie ook: PvdA partijvernieuwing – Over wat van Waarde is – deel 4

zie ook: PvdA partijvernieuwing – Over wat van Waarde is – deel 3

zie ook: PvdA partijvernieuwing – Over wat van Waarde is – deel 2

zie ook: PvdA partijvernieuwing – Over wat van Waarde is – deel1

zie ook: Wethouder Rabin Baldewsingh PvdA luidt de noodklok

zie ook: Het Rode Bolwerk in Amsterdam is gebarsten – deel 2

zie ook: Het einde van de PvdA ??

zie ook: Is de ‘Elitaire’ samenstelling van de 2e kamer een afspiegeling van de samenleving ??

zie ook: PvdA, Partij van de Academici in 2010?

2017: het jaar van de neergang van de PvdA

Elsevier 31.12.2017 Voor de PvdA gaat het jaar 2017 de boeken in als annus horribilis. Op een verrassende verkiezingsoverwinning in Leeuwarden na, viel er weinig te vieren. Zelfs na de Kerstdagen blijft de partij intern verscheurd, en hangt de toekomst van het negende Kamerlid William Moorlag aan een zijden draadje. Maar het belangrijkste was natuurlijk de nederlaag op 15 maart. Daarover schreef NOS-verslaggever Wilco Boom een boek met interviews.

Op 15 maart leed de PvdA het grootste zetelverlies in de naoorlogse parlementaire geschiedenis. Ideale gelegenheid om prominente sociaal-democraten aan een grondig zelfonderzoek te onderwerpen. Gewezen ministers, backbenchers en partij-ideologen blikken terug op de zeperd, die binnen de gelederen van de sociaal-democraten kennelijk ‘Zwarte Woensdag’ wordt genoemd.

Waaraan die nederlaag te wijten is? Met die vraag gaat Boom langs een groot aantal prominenten, die stuk voor stuk een rol speelden bij de PvdA in de afgelopen jaren. Verklaringen voor het verlies zijn er te over, blijkt uit de rondgang: De Derde Weg, de opkomst van het populisme, verregaande bezuinigingen passeren de revue. Opvallend veel vingers wijzen in de richting van Wouter Bos, als architect van Rutte-II. Volgens Adri Duivesteijn, voormalig Eerste Kamerlid, een ‘strategische fout’ bij de formatie. Samsom had juist iemand moeten meenemen die linkser was, ‘als contragewicht’.

De neergang van de PvdA verscheen in december bij uitgeverij Nieuw Amsterdam, en is verkrijgbaar voor €19,99. 

Weinig lof voor verkiezingen Spekman

Ook gewezen partijvoorzitter Hans Spekman oogst weinig lof met zijn ongemakkelijke lijsttrekkersverkiezingen. Oud-partijvoorzitter Ruud Koole, ooit architect van de leiderschapsverkiezingen van de PvdA zegt tegen Boom: ‘Het verwijt dat ik Samsom en Spekman maak,  is dat zij de ledenraadpleging te veel hebben gezien als instrument om de partij weer een gezicht te geven bij de kiezers en om de positie van Samsom te versterken, in plaats van invloed aan de leden te geven.’ Dat Spekman niet direct na de desastreuze nederlaag is opgestapt vindt Koole ‘heel onverstandig’.

Het boek geeft een heldere inzage in de interne politieke strijd binnen de PvdA. Met een veelheid aan analyses wordt nog eens teruggeblikt op de afgelopen kabinetsperiode. Dat levert boeiende en openhartige interviews op. Toch blijft door de grote hoeveelheid Haagse politici de internationale trend een beetje onderbelicht, terwijl die nu juist interessant is voor een langere prognose. Daar staat dan wel weer een mooi interview met René Cuperus tegenover met het memorabele citaat: ‘Heb jij weleens een bankier zien demonstreren op het Malieveld?’

Door vast te houden aan dezelfde vraagstructuur, worden de interviews in een wat beknellend korsetje geperst. En Felix Rottenberg ontbrak, terwijl juist hij de afgelopen jaren een van de vaste criticasters was!

  Berend Sommer  (1990) is online redacteur bij Elsevier Weekblad. Hij studeerde geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Zijn debuut Duchamp verscheen in juni 2017 bij Uitgeverij Prometheus.

GERELATEERDE ARTIKELEN;

Leden PvdA eisen aftreden eigen Kamerlid Moorlag

Nadert einde voor PvdA-Kamerlid Moorlag?

Moorlag niet van plan zomaar op te stappen

Makkers, ten laatste male?

Herman Tjeenk Willink vraagt zich af hoe de PvdA van een gedepolitiseerde bestuurderspartij weer een politieke partij kan worden die zich niet bij het bestaande maatschappelijke bestel neerlegt: > lees verder

Hoe wordt de PvdA van een gedepolitiseerde bestuurderspartij waarvan de vertegenwoordigers hun positie aan het bestaande politieke bestel ontlenen, weer een politieke partij die zich niet bij het bestaande maatschappelijke bestel neerlegt?

Meer dan 40 jaar ben ik lid van de PvdA; nooit stemde ik iets anders, al scheelde dat soms buitengewoon weinig en steeds minder.1 Dat heeft niets te maken met de wijze waarop het laatste kabinet van VVD en PvdA heeft geopereerd. Het kabinet heeft in moeilijke omstandigheden heel behoorlijk en fatsoenlijk bestuurd en stabiliteit gebracht. Mijn onvrede betreft de volstrekt onhelder geworden eigen visie van de PvdA op de maatschappij waarin we leven en de rol van de overheid daarin.

Bij mijn aarzeling spelen verschillende soorten vragen. Wat houdt een eigen visie nog in als in de praktijk de Partij van de Arbeid het verschaffen van werk overlaat aan de markt, die markt uiterst onzeker is en groepen uitsluit? Bevordering van voldoende werkgelegenheid was toch, ingevolge de Grondwet, ‘een voorwerp van zorg der overheid’ (artikel 19-1 Grondwet). Maar wat moet in de toekomst onder arbeid worden verstaan, gelet ook op de fundamentele veranderingen als gevolg van digitalisering en automatisering? Wat betekenen die veranderingen voor dat andere element dat de sociaal-democratie traditioneel dierbaar was: persoonlijke ontplooiing en verheffing?

En wat is het antwoord op de behoefte aan basiszekerheid (meer dan geld) in een wereld waarin de grenzen voor kapitaal en arbeid vervagen? Zou door die grensvervaging geen extra nadruk moeten liggen op de internationale oriëntatie die ook een kenmerk van het socialisme was? Maar waarom is dan de PvdA-visie op Europa zo bleek, juist nu de traditionele ‘trans-Atlantische route’ nauwelijks meer perspectief biedt, de rest van de wereld niet meer op de VS zit te wachten en bondgenoot Groot-Brittannië een eigen koers probeert te varen?

Of weet ook de PvdA niet wat ze met Europa aan moet omdat ze niet weet wat ze met Nederland aan moet? En wat heeft, ten slotte, de partij de afgelopen decennia gedaan aan het onderhoud en de versterking van de democratische rechtsorde en de instituties die die orde schra- gen? Toch is de democratische rechtsorde ook, en misschien wel in de eerste plaats bedoeld voor diegenen die geen financiële of andere machtsmiddelen hebben. Waarom voelen juist zij zich vaak niet meer vertegenwoordigd? Waarom krijgen juist zij vaak moeilijk toegang tot ‘het recht’? Allemaal vragen die de Partij van de Arbeid zich als eerste zou moeten stellen.

Zoals bekend is de grens vaag tussen het ‘zondig ras der reformisten’ (den Uyl) dat met kleine stapjes, zonder revolutie, fundamentele wijzigingen in de bestaande maatschappelijke verhoudingen wil aanbrengen en diegenen die de scherpste kantjes van de bestaande verhoudingen willen afvijlen zonder uit te zijn op een drastische wijziging van het bestel. Maar is de PvdA die vage grens al niet lang gepasseerd?

De structurele neergang van de partij begon immers al in de jaren tachtig, de periode van depolitisering waarin de overheid in financiële problemen verkeerde, politiek vooral meebesturen werd en het bestuur in de ban van het new public management raakte. De neergang – met zo nu en dan een incidentele opleving – zette door toen de sociaal-democratische Derde Weg bleek dood te lopen. Bedoeling van die derde weg was, in de woorden van Anthony Giddens, om ‘(neo-)liberale ideeën te gebruiken om socialistische doelstellingen te bereiken’. Het resultaat was het tegenovergestelde. De PvdA veinsde het ook na 2002 niet te zien en bleek niet bij machte de koers te verleggen.

Maar hoe houdbaar is een maatschappelij- ke bestel als zich volgens het SCP bij 28% van de Nederlandse bevolking problemen opstapelen op het terrein van arbeid, inkomen, opleiding en dergelijke en dat aantal groeiende is? En als het aantal mensen met psychische stoornissen en het aantal jongeren in de problemen stijgt? Zijn dat tijdelijke verschijnselen? Is het individueel onvermogen, eigen schuld? Of heeft Paul Verhaeghe gelijk wanneer hij, in zijn in 2012 verschenen boek Identiteit schrijft: ‘de dwang tot (economisch) succes en (individueel) geluk blijkt een keerzijde te hebben: het leidt tot verlies van zelfbesef, tot desoriëntatie en vertwijfeling’? Ik denk het wel.

De rol van de overheid

De vraag naar de eigen politieke visie van de PvdA is een dubbele: een visie op waar het met de maatschappij heen moet en een visie op de rol van de overheid. Voor het eerste bevat het Van Waarde-project van de WBS de nodige aanzetten. Ik beperk me hier tot het tweede, al was het maar omdat de democratische rechtsstaat zo centraal stond in mijn werk als regeringscommissaris als voorzitter van de Eerste Kamer en als vicepresident van de Raad van State.

Om hun doeleinden te verwezenlijken heb- ben sociaal-democraten altijd veel belang gehecht aan de overheid. In een notitie uit 1978 voor de WBS-werkgroep Partij Politieke Processen staat het zo: ‘In een discussie over ‘het Staatsbeeld van de Sociaal Democratie’ moeten tenminste drie aspecten worden onderscheiden:

  • de staat als instrument in het streven naar een socialistische samenleving (hetgeen een visie op die samenleving impliceert);
  • de staat als deel van de bestaande machts- verhoudingen (hetgeen inzicht in de poli- tieke, bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen vereist);
  • de staat als kader voor democratische machtsuitoefening (hetgeen kennis van de waarden – ruimte en grenzen – van een democratische rechtsorde veronderstelt).’

Het derde aspect is een brug tussen de eerste twee aspecten. Socialisten raakten als sociaal-democraten overtuigd van de smalle marges van de democratische politiek, maar ook van de noodzaak én de mogelijkheid die smalle marges te benutten. Waar de overheid zo be- langrijk is voor het stap voor stap realiseren van de sociaal-democratische doelstellingen, burgers in een zwakke positie ook zo van die overheid afhankelijk zijn, zou het dus voor de hand liggen dat de PvdA:

  • zorgvuldig omspringt met de democratische rechtsstaat en zijn instituties;
  • behalve van de kracht ook doordrongen is van de kwetsbaarheid van democratie en rechtsorde;
  • weet hoe de overheid functioneert en de ‘eigen rationaliteit’ van politiek, bestuur en bureaucratie onderkent;
  • de structurele problemen doorziet waarmee de overheid worstelt (denk bijvoorbeeld aan de vele bestuurlijke ontsporingen) en waarvan in de praktijk burgers in een zwakke positie en de professionele uitvoerders van het beleid de eerste slachtof- fers zijn;
  • beseft dat de overheid mede door eigen toedoen van positie is veranderd en dat dit ook direct het burgerschap als publiek ambt raakt.

De belangstelling voor deze vijf punten is binnen de PvdA echter bepaald gering. Maar als de eigen visie vaag is, de betekenis van de democratische rechtsorde wordt ondergewaardeerd, de structurele problemen in het functi- oneren van overheid (en markt) niet worden doorzien en burgers toch vooral als cliënten, klanten of kiezers worden benaderd, kom je als sociaal-democratische partij die fundamentele veranderingen zegt na te streven niet ver. Tegen die achtergrond noem ik in dit verband een paar punten die van belang zijn voor de positiebepaling van de PvdA in de oppositie.

Wat is politiek?

Als politiek wezenlijk iets anders is en in ieder geval méér dan meebesturen, is het zeker voor een oppositiepartij essentieel te definiëren wat de eigen politieke functie inhoudt: het steeds opnieuw bepalen wat het algemeen belang ver- eist. Daarvoor is allereerst nodig een visie op de rol van de overheid. Met bijvoorbeeld een antwoord op de vraag hoe de PvdA invulling wil geven aan de sociale grondrechten. Kennen ook volksvertegenwoordigers nog hun betekenis? De sociale grondrechten bevatten, met de klassieke grondrechten, de kernverantwoordelijkheden van de overheid.

Daarnaast is open parlementair debat nodig, met inhoudelijke argumenten en tegenargumenten, over grote maatschappelijke vraagstukken. Dat legitimeert beslissingen meer en beter dan incidenteel een referendum. Tenslotte is de politieke functie alleen goed uit te oefenen met kennis van de eisen die een democratie stelt, van de grenzen die het recht trekt, van het functioneren van de overheid in de praktijk en van de wijze waarop economische en maatschappelijke krachten op dat functioneren inwerken.

Wanneer in elk parlementair onderzoek naar bestuurlijke ontsporingen de Tweede Kamer zichzelf tegen komt, aan die ontsporing steeds zelf blijkt te hebben bijgedragen, dan is het van belang, zeker als oppositiepartij, opnieuw te definiëren wat de functies van de volksvertegenwoordiging zijn. Het is merkwaardig te constateren dat de Kamer zo nu en dan wel over het eigen functioneren praat (commis- sies Dolman, Deetman, Verbeet), maar nooit een discussie over de eigen functies voert. Wat heeft de PvdA-fractie geleerd van bijvoorbeeld de uitkomsten van het parlementaire onderzoek onderwijsvernieuwingen uit 2008 (commissie-Dijsselbloem)?

Waarom heeft de PvdA nooit gepleit voor een secundaire analyse op de uitkomsten van de verschillende parlementaire enquêtes en onderzoeken? In de gesignaleerde problemen zit immers een gemeenschappelijk patroon.

Bij de functies en het functioneren van het parlement wordt de controle op de uitvoering en de effecten van het beleid voor de burgers stelselmatig verwaarloosd; ondergeschikt gemaakt aan de vorming van nieuw beleid, nieuwe regels, nieuwe controlemechanismen. Maar waar tevoren niet alles te voorzien en te plannen valt, waar de samenleving veelkleurig is en niet in protocollen of modellen te vangen, hangt de geloofwaardigheid van de overheid vooral af van de kwaliteit van de uitvoering.

Vanaf 1985, toen ik regeringscommissaris voor de reorganisatie van de rijksdienst was, tot op de dag van vandaag (zie mijn bijlage bij het eindverslag van de informateur), heb ik ‘Den Haag’ proberen te overtuigen van de noodzaak structureel meer aandacht te besteden aan de uitvoerbaarheid van het beleid, de ruimte voor de professionele uitvoerders en de effecten van het beleid voor individuele burgers. De respons was en is mager, zo niet afwezig , ook nu nog; ook van de zijde van de PvdA-fractie.

Dat is het gevolg van de ontwikkelingen in de politiek-bestuurlijke praktijk sinds de jaren tachtig. De uitvoering van het beleid werd op afstand van de departementen gezet, verzelfstandigd of geprivatiseerd. Op de departementen werd via de kaasschaaf bezuinigd. Door beide ontwikkelingen liep de inhoudelijke- en uitvoeringsdeskundigheid op die departementen dramatisch terug, ook op departementen onder leiding van PvdA-ministers.2 Het aantal managers nam toe. Ministers omringden zich met adviseurs en voorlichters met de taak hen zoveel mogelijk uit de wind te houden.

Alle – vaak ambtelijk geïnitieerde – veranderingen in organisatie en functioneren van de centrale overheid waren vooral intern gericht. Kostenbeheersing en bedrijfsmatig werken waren de voornaamste drijfveren. Vele consultants verleenden daaraan hun hartelijke medewerking, met Hay Consultants voor de marktconforme beloning. De politiek oefende op die reorganisaties nauwelijks controle uit.

De resultaten waren ronduit pover. De mantra in de afgelopen dertig jaar – een periode waarin de PvdA twintig jaar regeringsverantwoordelijkheid droeg – van een kleinere overheid die goedkoper en kwalitatief beter zou zijn, meer ‘klantgericht’ zou werken en ‘maatwerk’ zou leveren, resulteerde per saldo in een aanzienlijke groei van het aantal regels, formulieren en controleurs waarmee professionele uit- voerders te maken krijgen en waarvan juist burgers in de zwakste positie als eerste het slachtoffer worden. Dat wordt – terecht – vooral ook de PvdA zwaar aangerekend.

Tegen deze achtergrond zou de PvdA strijd moeten leveren. Het gaat immers om het door- breken van bestaande machtsverhoudingen binnen de publieke dienst.

Die strijd gaat ten minste over de volgende punten;

  • Vergroting van de ruimte voor de professionals op de werkvloer. Alleen zo kan daadwerke- lijk maatwerk worden geleverd en is een ketenaanpak van complexe problemen mogelijk. Voor die ruimte moet zowel de regelzucht, ook van semipublieke en private instellingen, worden teruggedrongen als de professionaliteit op de werkvloer worden vergroot. Tot die professionaliteit behoren: vakdeskundigheid, beroepsethiek, gerichtheid op de individuele burger (patiënt, leerling) en publieke verantwoording. De PvdA als oppositiepartij zou ten behoeve van haar inbreng in de Tweede Kamer daadwerkelijke belangstelling moeten hebben voor de kennis en praktijkervaring van de professionals op de werkvloer, moeten nagaan waardoor hun ruimte steeds meer is beperkt en voorstellen moeten doen om de oorzaken van die beperkingen weg te nemen.
  • Deze vergroting van de ruimte voor professionals vergt drastische inperking van de tussenlaag tussen de professionals op de werkvloer en de minister die voor het beleid uiteindelijk politiek verantwoordelijk is. Een tussenlaag die nog altijd groeit. Daarvoor is allereerst inzicht nodig in de kosten van die tussenlaag. Het is wonderlijk dat niemand deze schijnt te kennen noch ernaar vraagt, ook de PvdA niet. Daardoor blijft verborgen dat de verhouding tussen de werkvloer en de indirecte tussenlaag volstrekt scheef is, evenals de beloningen respectievelijk op de werkvloer en in die tussenlaag.
  • De inperking van die tussenlaag vergt vergroting van de eigen deskundigheid binnen de publieke dienst, te beginnen op de departementen. Waarom wel de schoonmakers weer in overheidsdienst en niet de vakjurist, de ingenieur, de onderwijsdeskundige en anderen? Een goed functionerende democratische rechtsstaat heeft een bureaucratie die inhoudelijk deskundig is, kritisch en loyaal. Die deskundigheid is teruggelopen. Het zou goed zijn als, bij wijze van voorbeeld, bij enkele departementale directies eens een onderzoekje zou worden gedaan naar de achtergrond (opleiding / ervaring) van medewerkers dertig jaar geleden en nu. Kritische tegenspraak wordt al gauw als partijpolitieke tegenstand gezien. Loyaliteit wordt soms verengd tot: ‘de minister uit de wind’ houden. Ook de PvdA heeft deze sluipende aantasting van de bureaucratie laten gebeuren. Die sloop moet worden gestopt.
  • Deskundigheid in de publieke dienst houdt ook in: helder zicht op het begrip burgerschap als publiek ambt. Voorwaarde voor het individueel staatsburgerschap is erkenning door de overheid, want ‘geen staat zonder burgers, geen burgers zonder staat’. Die erkenning is onmogelijk als de overheid en dus de politieke partijen burgers vooral als patiënten, klanten of kiezers beschouwt of beschouwen. Zicht op het burgerschap betekent: politieke erkenning van de maatschappelijke pluriformiteit en kansen bieden aan burgerinitiatieven. Het houdt in het besef dat elk protocol, elk model, elk formulier een versimpeling van de pluriforme werkelijkheid betekent. Altijd dreigt het gevaar dat het uitgangspunt dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden, verkeert in zijn spiegelbeeld: gelijke behandeling vereist gelijke gevallen. In de praktijk is de publieke ruimte, de ruimte voor burgerinitiatieven, dan ook niet groter maar kleiner geworden. Bovendien vraagt dit zicht op burgerschap als publiek ambt het verwijderen van belemmeringen die aan die burgerinitiatieven in de weg staan, en het actief steun verlenen aan initiatieven voor de oplossing van gemeenschappelijke problemen, empowerment.

Bescherming door en van de rechter

Ten slotte moet het de PvdA gaan om de verdediging van de rechtsstaat waarvoor niet alleen de rechter maar juist ook wetgever en bestuur verantwoordelijkheid dragen. Een burger-samenleving kan immers alleen tot ontwikkeling komen als de rechtsstaat is gegarandeerd. Burgers moeten worden beschermd tegenover de staat, tegenover de markt en tegenover andere burgers.

Anders geldt het recht van de sterkste. Die bescherming moet uiteindelijk de rechter bieden zeker als politiek en bestuur het laten afweten. Als politici hun eigen functie ondergeschikt maken aan de eisen van het bestuur en in het bestuur de nadruk ligt op financieel beheer en daadkracht, neemt de betekenis van het tegenwicht van de rechter – de onafhankelijke derde macht – toe. Vandaar dat de druk op de rechter groeit.

Door reorganisaties en bestuurlijke maatregelen is de laatste decennia geprobeerd die druk te beperken. Geen van die reorganisaties was echter gebaseerd op een visie op de in- houd van rechterlijke functie noch op de ver- anderde rol van het recht in de samenleving. Toch hebben beide Kamers steeds aan die reorganisaties meegewerkt.

De verbestuurlijking nam toe. De Raad voor de rechtspraak speelde daarin een belangrijke rol. De door de Raad geïnitieerde – en door de Kamers goed- gekeurde – schaalvergroting droeg aan die verbestuurlijking belangrijk bij. De toegang tot de rechter werd daardoor beperkt. Eenvoud en nabijheid zijn – vaak meer nog dan financiële draagkracht – essentiële voorwaar- den voor toegang tot de rechter.

Is het niet vreemd dat, met de nodige moeite en veel energie, hier en daar met ‘vrederechters’ wordt geëxperimenteerd en dat in het regeerakkoord ‘buurtrechters’ worden aangekondigd, terwijl Nederland, nog in een nabij verleden, beschikte over een goed werkend en fijnmazig systeem van kantonrechters?

Het zou de PvdA-fractie daarom sieren als zij zich weer wat meer zou verdiepen in de betekenis van het recht en de eigen functie van de rechter. Misschien zou dan ook duidelijk worden dat door het gebrek aan juridische en constitutionele kennis bij politici, bestuurders, ambtenaren en journalisten en door het nog steeds ontbreken van een Constitutioneel Hof – in tegenstelling tot de meeste landen in continentaal Europa – niet alleen de democratie maar ook de Nederlandse rechtsstaat kwetsbaarder is dan nodig.

  • Dit is een bewerking van een inleiding voor de Tweede Kamerfractie van de PvdA, eind augustus 2017.
  • Illustratief in dit verband is de verklaring die Dijksma onlangs na haar aftreden als staatssecretaris gaf, dat gebrek aan deskundigheid op haar vroegere ministerie voor fouten zorgde in het Lelystad Airport-dossier.

Terug naar de middenklasse

De steun van de middenklasse is voor de PvdA noodzakelijk om weer een betekenisvolle factor te worden in het parlement, meent Wimar Bolhuis.

‘De afgelopen decennia was de middenklasse altijd prominent aanwezig in de electorale achterban. Dat was zeer belangrijk omdat het aantal traditionele arbeidersbanen steeds verder afnam. In maart 2017 bleek dat de steun voor de PvdA echter onder alle bevolkingsgroepen afgebrokkeld was behalve onder ouderen. 

Erkenning dat de electorale steun van de middenklasse essentieel is om in het politieke landschap weer een verschil te kunnen maken, is de enige kansrijke basis voor politieke wederopbouw van de PvdA.’ > Lees verder

Juist de bestuurder Tjeenk Willink vraagt zich af hoe de PvdA weer bestuurderspartij-af moet worden

VK 20.12.2017 ‘Hoe wordt de PvdA van een gedepolitiseerde bestuurderspartij (…) weer een politieke partij die zich niet bij het bestaande maatschappelijke bestel neerlegt?’ Het is niet een oprisping van een nieuwe beweging in de PvdA, geen Nieuw Nieuw Links die deze vraag opwerpt. Het is Herman Tjeenk Willink, zowat de meest bestuurlijke van alle PvdA-zwaargewichten.

Op de site van de Wiardi Beckman Stichting haalt Tjeenk Willink ongebruikelijk fel uit naar de partij waarvan hij al meer dan 40 jaar vooraanstaand lid is. Hij was voorzitter van de Eerste Kamer, vice-voorzitter van de Raad van State, oftewel ‘onderkoning van Nederland’, hij was regeringscommissaris voor de reorganisatie van de rijksdiensten, en hij trad driemaal op als informateur bij kabinetsformaties, de laatste keer in de aanloop naar het huidige kabinet Rutte III. Hij was een vertrouweling van Beatrix toen zij koningin was, maar hij bleef altijd zijn partij trouw.

Hij wijst zijn partij op de tradities van ‘persoonlijke ontplooiing en verheffing’: wat is daarvan overgebleven?

Dat, schrijft hij nu, is helemaal niet meer vanzelfsprekend. En dat komt doordat de visie van de PvdA op de maatschappij en op de rol van de overheid daarin ‘volstrekt onhelder’ is geworden. In zijn betoog onder de titel ‘Makkers, ten laatsten male?’, een citaat uit het in de PvdA al bijna vergeten socialistenlied

De Internationale, vraagt hij zich af wat aan te vangen met een PvdA die ‘het verschaffen van werk overlaat aan de markt’. Hij wijst zijn partij op de tradities van ‘persoonlijke ontplooiing en verheffing’: wat is daarvan overgebleven? En waarom is de visie van de PvdA op Europa zo bleek, net nu die zo hard nodig is?

Tjeenk verwijt zijn partij al sinds de jaren tachtig te zijn gedepolitiseerd. De partij ‘gebruikte neoliberale ideeën om socialistische doelen te bereiken’, een omschrijving van de zogenaamde Derde Weg die hij ontleent aan Tony Blairs adviseur Anthony Giddens.

De partij heeft de afgelopen 30 jaar, waarvan 20 jaar in de regering, bezuinigd en overheidsdiensten gerationaliseerd, bedrijfsmatig werken bevorderd en dus ook het aantal managers en adviseurs. De overheid moest vooral ‘klantgericht’ worden, en ‘maatwerk’ leveren. Hetgeen resulteerde in een vloed van regels ‘waarvan juist de burgers in de zwakste positie als eerste het slachtoffer worden’.

Tjeenk Willink vindt dat overheidsdiensten de deskundigen niet meer moeten inhuren maar in dienst nemen. ‘Een goed functionerende democratische rechtsstaat heeft een bureaucratie die inhoudelijk deskundig is, kritisch en loyaal.’ En als rechtgeaard jurist pleit hij voor een versterking van de rechterlijke macht, volgens hem essentieel om te voorkomen dat ‘het recht van de sterkste’ zal prevaleren. Daarom, schrijft hij, moet er een Constitutioneel Hof komen, zoals in bijna alle Europese landen.

Volg en lees meer over:  POLITIEK   POLITIEKE PARTIJEN   NEDERLAND   PVDA

PvdA’ers blikken terug op de moeder aller nederlagen: ‘De patiënt ligt er prima bij, de chirurg is dood’

Partijleider Asscher: terugkeer naar oude glorie zit er niet snel in

VK 07.12.2017 In een nieuwe interviewbundel kijken negentien PvdA’ers terug op de epische verkiezingsnederlaag van hun partij. Wrok en zelfkritiek strijden om voorrang. ‘Elke stap voorwaarts is uitgevent als een totale nederlaag.’

Van 38 zetels terugvallen naar 9 zetels: het hoeft een politicus niet noodzakelijkerwijs nederig te stemmen. In de vandaag verschijnende interviewbundel De neergang van de PvdA van NOS-journalist Wilco Boom krijgt de moeder aller politieke nederlagen soms heroïsche trekjes. De PvdA heeft zich in de ogen van enkele hoofdrolspelers onverschrokken opgeofferd voor het landsbelang. Dan maar de lucht in, anno 2017.

Volgens Wouter Bos gaat Rutte II de geschiedenis in als ‘een van de beste kabinetten die we gehad hebben in Nederland’

Zo is ex-informateur Wouter Bos ervan overtuigd dat Rutte II de geschiedenis ingaat als ‘een van de beste kabinetten die we gehad hebben in Nederland’. Ex-minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem vindt dat er ‘heel veel dingen goed zijn gedaan’ en volgens ex-minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans is het overeind houden van de PvdA van secundair belang. ‘Uiteindelijk is er maar één maatstaf: laat je het land beter achter dan je het hebt aangetroffen.’

Ex-partijleider en hoofdarchitect van Rutte II, Diederik Samsom, zit ook op die lijn. In zijn gesprek met Boom omschrijft hij de PvdA als een onzelfzuchtige arts. Samsom: ‘De patiënt, Nederland, ligt er prima bij, die doet het geweldig. Maar de chirurg is dood, hij heeft zichzelf door de pols gesneden. Als ik dan toch moet kiezen met mijn diepcalvinistische inborst: de operatie moet slagen, de patiënt moet beter worden, dus dan de chirurg maar.’

Dankbaarheid

René Cuperus meent dat Samsom ‘totaal geen gevoel had voor de kwetsbaarheid van de sociaal-democratie’

Blijft de vraag waarom de opgeknapte patiënt geen greintje dankbaarheid toonde. De antwoorden die in het boek worden gegeven, lopen nogal uiteen, maar de negentien geïnterviewde PvdA’ers – van kopstukken tot kritische buitenstaanders – constateren wel dat de ideologische bleekheid (‘waar staan we voor in drie heldere zinnen?’) al eerder is opgetreden. Het bezuinigingskabinet-Rutte II zette een turbo op de neergang.

René Cuperus, ex-medewerker van het wetenschappelijk bureau van PvdA en Volkskrant-columnist, prijst ‘op zich’ de moed van Samsom, maar verwijt de ex-partijleider technocratische ‘ingenieurspolitiek’ en meent dat hij ‘totaal geen gevoel had voor de kwetsbaarheid van de sociaal-democratie’. De loodzware hervormingsagenda van Rutte II bleef overeind; de PvdA kreeg ‘een zenuwinzinking’.

Geen geloof meer

Die laatste diagnose is overigens weer van Samsom, die zijn eigen partij in meerdere varianten hekelt als ‘de grootste tegenstander van wat we aan het doen waren’. ‘Wij als club zijn er vier jaar lang in geslaagd werkelijk elke overwinning, elke stap voorwaarts te beleven én uit te venten als een totale nederlaag.’ En: ‘De club die vlak voor de finish z’n leider van de wagen gooit, geeft één duidelijke boodschap aan de kiezer: wij geloven er niet meer in.’

Ook Frans Timmermans klaagt dat kritische PvdA’ers voordurend deden alsof de partij door de coalitie met de VVD was ‘uitgeleverd aan de baarlijke duivel’. ‘Dan moet je niet verbaasd zijn dat de kiezers bij je weglopen.’

Omgekeerd uiten andere PvdA’ers weer harde kritiek op de losgezongen partijtop. Ex-directeur van het wetenschappelijk bureau Monika Sie Dhian Ho: ‘Samsom, Dijsselbloem en Bos zijn met alle respect carrièrepolitici die niet veel hebben met de partij, met de vereniging die de PvdA is.’

Asscher wil nooit meer zonder een andere linkse partij in ‘een rechts kabinet’ zitten

Oude rekeningen

Zo worden en passant enkele oude rekeningen vereffend in het boek van Boom. Aan Lodewijk Asscher, de nieuwe partijleider die vandaag het eerste exemplaar in ontvangst neemt, de taak om het allemaal goed te maken. Hij toont in het boek zelfkritiek over zijn rol in het kabinet-Rutte II (‘dat het anders had gemoeten is volstrekt evident’) en hij wil nooit meer zonder een andere linkse partij in ‘een rechts kabinet’ zitten.

Een terugkeer naar oude glorie zit er volgens Asscher niet snel in – ‘de tijd van de grote partijen is voorbij’ – maar er blijft volgens hem een rol weggelegd voor de PvdA. ‘Het is mijn taak om de PvdA een nieuwe plek te geven. Wat die plek ook is.’

Betrokkenen over de nederlaag en Rutte II

Kabinetsformatiegesprek met informateurs Kamp en Bos, Rutte en Blok (VVD) en Samsom en Dijsselbloem (PvdA). © Maarten Hartman / Hollandse Hoogte

Ik mag graag zeggen dat dit het kabinet-Bos was. Omdat hij de founding father is van dit regeerakkoord, omdat het regeerakkoord zo’n dwangbuis is geweest voor de bewindslieden, omdat hij zo dicht bij Samsom en Dijsselbloem staat en omdat ook Asscher zich blijft oriënteren op Bos.

Monika Sie Dhian Ho, ex-directeur van het wetenschappelijk bureau, over informateur Bos

Op de ledenraad na de Kamerverkiezingen concludeerden jullie, journalisten, zogenaamd grootmoedig maar gniffelend dat het zo goed was dat de PvdA die bijeenkomst hield. Neeeeee! Het was One Flew Over the Cuckoo’s Nest wat daar gebeurde.

Diederik Samsom over de PvdA-ledenraad na de verkiezingsnederlaag

Zijn hoge denk- en werktempo, zijn drive, maken het voor Samsom heel lastig mensen mee te nemen, om met zijn rug tegen een stoel te gaan zitten en gewoon eens te luisteren naar anderen.

Angelien Eijsink, ex-PvdA-Kamerlid

Het coördinatieoverleg van de vier heren was gericht op alles wegduwen wat vraagtekens zette bij wat er gebeurde.

Agnes Jongerius, PvdA-europarlementariër over het vierkoppige leiderschap van Samsom, Dijsselbloem, Asscher en Spekman.

We hebben afspraken gemaakt die voor linkse kiezers buitengewoon moeilijk te verteren waren. En ook dingen gedaan die we achteraf misschien niet hadden moeten doen.

Lodewijk Asscher over het regeerakkoord van Rutte II.

Terugblikken en ‘hergroeperen’

Zo gaan de ministers van Rutte II de geschiedenis in
Het langstzittende naoorlogse kabinet stevent op het einde af. Rutte II ging stoïcijns de crisis te lijf, maar wist zichzelf niet geliefd te maken. Hoe gaan de ministers de politieke geschiedenis in? (+)

‘Achteraf gezien had ik keihard op tafel moeten slaan’
In oktober zwaaide Hans Spekman af als voorzitter van de PvdA. Hoe heeft zijn partij het vertrouwen van zo veel kiezers kunnen verspelen? (+)

Hoopvol gestemd PvdA met meer linksere accenten
In een woonwinkelcentrum te Nieuwegein was de PvdA in oktober bijeen om zichzelf te ‘hergroeperen’. ‘Politiek gaat niet over statistieken maar over mensen en geluk.’ De partij hoopt dat de ‘linkse lente’ is begonnen.

Deze politieke memoires zijn de moeite waard

Politieke memoires: Nederland heeft er geen rijke traditie in. De oud-premiers Drees en Den Uyl? Géén memoires. Wim Kok bleef stil na acht jaar premierschap, evenals Jan Peter Balkenende. Recordpremier Ruud Lubbers zegt dat hij al zijn herinneringen twintig jaar geleden als eens heeft opgeschreven maar niet overging tot publicatie. Ergens ligt dus nog een goudmijn te wachten. Deze zijn de moeite waard volgens politieke commentator Raoul du Pré.

©

Volg en lees meer over:  BOEKEN   POLITIEK   PVDA   NEDERLAND

PvdA’ers blikken terug op de moeder aller nederlagen: ‘De patiënt ligt er prima bij, de chirurg is dood’

Partijleider Asscher: terugkeer naar oude glorie zit er niet snel in

VK 07.12.2017 In een nieuwe interviewbundel kijken negentien PvdA’ers terug op de epische verkiezingsnederlaag van hun partij. Wrok en zelfkritiek strijden om voorrang. ‘Elke stap voorwaarts is uitgevent als een totale nederlaag.’

Van 38 zetels terugvallen naar 9 zetels: het hoeft een politicus niet noodzakelijkerwijs nederig te stemmen. In de vandaag verschijnende interviewbundel De neergang van de PvdA van NOS-journalist Wilco Boom krijgt de moeder aller politieke nederlagen soms heroïsche trekjes. De PvdA heeft zich in de ogen van enkele hoofdrolspelers onverschrokken opgeofferd voor het landsbelang. Dan maar de lucht in, anno 2017.

Volgens Wouter Bos gaat Rutte II de geschiedenis in als ‘een van de beste kabinetten die we gehad hebben in Nederland’

Zo is ex-informateur Wouter Bos ervan overtuigd dat Rutte II de geschiedenis ingaat als ‘een van de beste kabinetten die we gehad hebben in Nederland’. Ex-minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem vindt dat er ‘heel veel dingen goed zijn gedaan’ en volgens ex-minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans is het overeind houden van de PvdA van secundair belang. ‘Uiteindelijk is er maar één maatstaf: laat je het land beter achter dan je het hebt aangetroffen.’

Ex-partijleider en hoofdarchitect van Rutte II, Diederik Samsom, zit ook op die lijn. In zijn gesprek met Boom omschrijft hij de PvdA als een onzelfzuchtige arts. Samsom: ‘De patiënt, Nederland, ligt er prima bij, die doet het geweldig. Maar de chirurg is dood, hij heeft zichzelf door de pols gesneden. Als ik dan toch moet kiezen met mijn diepcalvinistische inborst: de operatie moet slagen, de patiënt moet beter worden, dus dan de chirurg maar.’

Dankbaarheid

René Cuperus meent dat Samsom ‘totaal geen gevoel had voor de kwetsbaarheid van de sociaal-democratie’

Blijft de vraag waarom de opgeknapte patiënt geen greintje dankbaarheid toonde. De antwoorden die in het boek worden gegeven, lopen nogal uiteen, maar de negentien geïnterviewde PvdA’ers – van kopstukken tot kritische buitenstaanders – constateren wel dat de ideologische bleekheid (‘waar staan we voor in drie heldere zinnen?’) al eerder is opgetreden. Het bezuinigingskabinet-Rutte II zette een turbo op de neergang.

René Cuperus, ex-medewerker van het wetenschappelijk bureau van PvdA en Volkskrant-columnist, prijst ‘op zich’ de moed van Samsom, maar verwijt de ex-partijleider technocratische ‘ingenieurspolitiek’ en meent dat hij ‘totaal geen gevoel had voor de kwetsbaarheid van de sociaal-democratie’. De loodzware hervormingsagenda van Rutte II bleef overeind; de PvdA kreeg ‘een zenuwinzinking’.

Geen geloof meer

Die laatste diagnose is overigens weer van Samsom, die zijn eigen partij in meerdere varianten hekelt als ‘de grootste tegenstander van wat we aan het doen waren’. ‘Wij als club zijn er vier jaar lang in geslaagd werkelijk elke overwinning, elke stap voorwaarts te beleven én uit te venten als een totale nederlaag.’ En: ‘De club die vlak voor de finish z’n leider van de wagen gooit, geeft één duidelijke boodschap aan de kiezer: wij geloven er niet meer in.’

Ook Frans Timmermans klaagt dat kritische PvdA’ers voordurend deden alsof de partij door de coalitie met de VVD was ‘uitgeleverd aan de baarlijke duivel’. ‘Dan moet je niet verbaasd zijn dat de kiezers bij je weglopen.’

Omgekeerd uiten andere PvdA’ers weer harde kritiek op de losgezongen partijtop. Ex-directeur van het wetenschappelijk bureau Monika Sie Dhian Ho: ‘Samsom, Dijsselbloem en Bos zijn met alle respect carrièrepolitici die niet veel hebben met de partij, met de vereniging die de PvdA is.’

Asscher wil nooit meer zonder een andere linkse partij in ‘een rechts kabinet’ zitten

Oude rekeningen

Zo worden en passant enkele oude rekeningen vereffend in het boek van Boom. Aan Lodewijk Asscher, de nieuwe partijleider die vandaag het eerste exemplaar in ontvangst neemt, de taak om het allemaal goed te maken. Hij toont in het boek zelfkritiek over zijn rol in het kabinet-Rutte II (‘dat het anders had gemoeten is volstrekt evident’) en hij wil nooit meer zonder een andere linkse partij in ‘een rechts kabinet’ zitten.

Een terugkeer naar oude glorie zit er volgens Asscher niet snel in – ‘de tijd van de grote partijen is voorbij’ – maar er blijft volgens hem een rol weggelegd voor de PvdA. ‘Het is mijn taak om de PvdA een nieuwe plek te geven. Wat die plek ook is.’

Betrokkenen over de nederlaag en Rutte II

Kabinetsformatiegesprek met informateurs Kamp en Bos, Rutte en Blok (VVD) en Samsom en Dijsselbloem (PvdA). © Maarten Hartman / Hollandse Hoogte

Ik mag graag zeggen dat dit het kabinet-Bos was. Omdat hij de founding father is van dit regeerakkoord, omdat het regeerakkoord zo’n dwangbuis is geweest voor de bewindslieden, omdat hij zo dicht bij Samsom en Dijsselbloem staat en omdat ook Asscher zich blijft oriënteren op Bos.

Monika Sie Dhian Ho, ex-directeur van het wetenschappelijk bureau, over informateur Bos

Op de ledenraad na de Kamerverkiezingen concludeerden jullie, journalisten, zogenaamd grootmoedig maar gniffelend dat het zo goed was dat de PvdA die bijeenkomst hield. Neeeeee! Het was One Flew Over the Cuckoo’s Nest wat daar gebeurde.

Diederik Samsom over de PvdA-ledenraad na de verkiezingsnederlaag

Zijn hoge denk- en werktempo, zijn drive, maken het voor Samsom heel lastig mensen mee te nemen, om met zijn rug tegen een stoel te gaan zitten en gewoon eens te luisteren naar anderen.

Angelien Eijsink, ex-PvdA-Kamerlid

Het coördinatieoverleg van de vier heren was gericht op alles wegduwen wat vraagtekens zette bij wat er gebeurde.

Agnes Jongerius, PvdA-europarlementariër over het vierkoppige leiderschap van Samsom, Dijsselbloem, Asscher en Spekman.

We hebben afspraken gemaakt die voor linkse kiezers buitengewoon moeilijk te verteren waren. En ook dingen gedaan die we achteraf misschien niet hadden moeten doen.

Lodewijk Asscher over het regeerakkoord van Rutte II.

Terugblikken en ‘hergroeperen’

Zo gaan de ministers van Rutte II de geschiedenis in
Het langstzittende naoorlogse kabinet stevent op het einde af. Rutte II ging stoïcijns de crisis te lijf, maar wist zichzelf niet geliefd te maken. Hoe gaan de ministers de politieke geschiedenis in? (+)

‘Achteraf gezien had ik keihard op tafel moeten slaan’
In oktober zwaaide Hans Spekman af als voorzitter van de PvdA. Hoe heeft zijn partij het vertrouwen van zo veel kiezers kunnen verspelen? (+)

Hoopvol gestemd PvdA met meer linksere accenten
In een woonwinkelcentrum te Nieuwegein was de PvdA in oktober bijeen om zichzelf te ‘hergroeperen’. ‘Politiek gaat niet over statistieken maar over mensen en geluk.’ De partij hoopt dat de ‘linkse lente’ is begonnen.

Deze politieke memoires zijn de moeite waard

Politieke memoires: Nederland heeft er geen rijke traditie in. De oud-premiers Drees en Den Uyl? Géén memoires. Wim Kok bleef stil na acht jaar premierschap, evenals Jan Peter Balkenende. Recordpremier Ruud Lubbers zegt dat hij al zijn herinneringen twintig jaar geleden als eens heeft opgeschreven maar niet overging tot publicatie. Ergens ligt dus nog een goudmijn te wachten. Deze zijn de moeite waard volgens politieke commentator Raoul du Pré.

©

Volg en lees meer over:  BOEKEN   POLITIEK   PVDA   NEDERLAND

december 9, 2017 - Posted by | 2e kamer, 2e kamerverkiezingen 2017, bezuinigingen, formatie, gemeenteraadsverkiezingen 2018, Paul Depla PvdA, peiling, politiek, PvdA, Rutte 2, verkiezingen, verkiezingen 2017, VVD-PvdA, Zorg | , , , , , , ,

1 reactie

  1. […] zie ook: PvdA in de steigers – fase 4 rouwverwerkingsproces […]

    Pingback door De terugkeer van de PvdA ???? « Debat in de Digitale Hofstad | april 19, 2018


Sorry, the comment form is closed at this time.